Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Paulus en [1]Timotheus, dienstknechten van Jezus Christus, al den heiligen in Christus Jezus, die te [2]Filippi zijn, met de [3]opzieners en [4]diakenen: 1. Hij voegt Timotheus hier bij zich als een oprecht leraars de Evangelies, om te tonen dat deze ook toestemt al wat de apostel aan hen schrijft. Zie 2 Kor.1:1; 1 Thess.1:1, en 2 Thess.1:1. 2. Van deze stad in Macedonie, zie Hand.16:12. 3. Grieks Episcopois; dat is, opzieners, waarvan het woord bisschop komt, hetwelk gemeen is allen opzieners der Kerk. Zie Hand.20:17,28; 1 Tim.3:1; Titus 1:5,7; want hier blijkt, dat in ene gemeente meer zulke bisschoppen zijn geweest dan een. 4. Dit woord wordt somtijds in het algemeen genomen voor allerlei dienaren, Matth.20:26; Rom.13:4, ook voor de leraars der Kerk, 1 Kor.3:5, en 2 Kor.11:23; Ef.3:7; somtijds in het bijzonder, gelijk hier, voor degenen die de gemeente dienen in het verzorgen der armen, 1 Tim.3:8,12, van welke instelling en ambt, zie Hand.6.